
Vlaams Parlementslid

Erfgoedbeheerders verdienen meer dan dankwoorden
Erfgoedbeheerders verdienen meer dan dankwoorden
Mieke Claes (N-VA): ‘Ook voor erfgoedondernemers moet aan het eind van de dag de rekening kloppen.’
Dit stuk verscheen in Doorbraak.
Vlaanderen is fier op zijn erfgoed. Van kastelen en abdijen tot historische tuinen en dorpspleinen: ze vertellen ons verhaal, verbinden generaties en trekken bezoekers uit binnen- en buitenland. ‘Fier op dat van hier’, klinkt het terecht mooi in beleidsnota’s en in het regeerakkoord. Maar wie in de praktijk met erfgoed bezig is, weet dat ambitie omzetten in realiteit niet altijd evident is.
Achter een kasteel of landgoed dat vandaag nog toegankelijk is, staat vaak een erfgoedondernemer: een familie of beheerder die er met eigen middelen en onnoemelijk veel inzet voor zorgt dat die plekken overeind blijven én publiek toegankelijk zijn. Ze investeren in onderhoud, restauratie en ontsluiting. Ze zetten hun huis of tuin open voor bezoekers, scholen en evenementen. Ze creëren lokale werkgelegenheid en brengen via toerisme bovendien wat geld in het laatje. Kortom: zij dragen elke dag bij aan dat ‘fier op dat van hier’. Daarom verdienen zij de nodige ondersteuning.
Tussen premie en praktijk gaapt een kloof
Neem nu bijvoorbeeld de erfgoedpremie. Officieel bedraagt het basispremiepercentage 40 procent, maar in werkelijkheid is het vaak minder. Niet alle noodzakelijke werken komen in aanmerking. Laat dat in eerste instantie geen pleidooi zijn voor meer financiële ondersteuning, maar voor een transparanter en eenvoudiger systeem. Momenteel is het premiestelsel immers een kluwen van verschillende financieringsmogelijkheden dat te weinig zekerheid en houvast biedt voor onroerend erfgoedeigenaars die willen investeren in hun goederen. Niet per se méér, maar vooral béter besteden.
Erfgoed bevindt zich niet op een eiland, maar is vaak een complex samenspel van verschillende actoren. Richtplannen voor Onroerend Erfgoed, zoals die voor de historische landgoederen, die alle mogelijke betrokken actoren rond de tafel brengen, zijn stappen in de juiste richting om ook toerisme, natuur, landbouw en woonbeleid mee in bad te trekken en sectoroverschrijdend te werken. In de praktijk zien we vaak te veel versnippering. Zo streven we in een ideale wereld naar een geïntegreerde loketfunctie voor de eigenaars van landgoederen, die momenteel van de ene naar de andere overheidsdienst worden gestuurd om een welbepaalde ondersteuning, vergunning of toelating aan te vragen.
Een ander voorbeeld is het spanningsveld tussen erfgoed en energie. Eigenaars van beschermde gebouwen moeten een EPC hebben, maar mogen hun ramen niet vervangen door pvc of dubbel glas. Het resultaat: ze riskeren boetes of onmogelijke keuzes. Uit een parlementaire vraag aan minister Melissa Depraetere (Vooruit) blijkt dat een individuele afwijking voor panden met erfgoedstatuut pas operationeel zou zijn tegen 1 januari 2028. Zo dwingen we erfgoedondernemers in een onmogelijke spagaat.
Open erfgoed: een titel zonder zekerheid
Vlaanderen erkent vandaag 50 erfgoedsites als ‘open erfgoed’, waarvan een handvol in private handen. Dat statuut klinkt goed, maar biedt amper rechtszekerheid. Eigenaars die hun goed willen openstellen, worden geconfronteerd met zeer generieke regels en strikte voorwaarden voor ze zo’n kwaliteitslabel en de bijbehorende financiële ondersteuning kunnen bekomen die een openstelling mogelijk maken.
Inkomsten uit entreegelden worden geherinvesteerd in het beheer en de publieksgerichte ontsluiting van het goed. Openstelling vraagt personeel, onderhoud en verzekering. Dat kost geld en tijd. Net als voor alle andere ondernemers moet ook voor erfgoedondernemers aan het eind van de dag de rekening kloppen.
Nochtans zijn die erfgoedondernemers cruciaal voor onze toeristische uitstraling. Uit onderzoek blijkt dat gemiddeld 7,7 procent van de toeristen in Vlaanderen een kasteel bezoekt. In regio’s zoals het Brugse Ommeland of het Meetjesland loopt dat aandeel zelfs op tot bijna 20 procent. Daar profiteren ook de plaatselijke horeca, logiesuitbaters en handelaars van.
Toerisme Vlaanderen ondersteunt via het VESTA-netwerk de openstelling van historische woonsteden en tuinen, maar dat kan maar slagen als de individuele erfgoedondernemer voldoende ademruimte krijgt. Zonder hen is er geen kasteel om te bezoeken, geen tuin om in te wandelen, geen monument om trots op te zijn.
Minder regels, meer vertrouwen
De beleidsnota Onroerend Erfgoed van minister Ben Weyts (N-VA) erkent dat de sector lijdt onder juridisering, bureaucratisering en instrumentalisering. Dat inzicht is juist. Nu moeten we de omslag maken.
Concreet: administratieve vereenvoudiging en minder procedures, meer vertrouwen, een transparant en eenvoudig ondersteuningskader. Erfgoedondernemers moeten rendabel kunnen werken. Daarnaast: een realistisch kader dat eigenaars helpt bij de energietransitie zonder hen te straffen.
Het is tijd dat Vlaanderen de erfgoedondernemer erkent als volwaardig partner. Zij beheren meer dan enkel een hoop stenen. Zij beheren stukjes van onze identiteit. Hun inspanningen besparen de overheid bovendien miljoenen: elk kasteel dat vandaag particulier beheerd wordt, is er eentje dat niet volledig op de schouders van de belastingbetaler terechtkomt.
Vlaanderen wil fier zijn op zijn erfgoed. Terecht. Maar dat fier zijn, moet zich vertalen in een beleid dat erfgoedliefhebbers en erfgoedondernemers niet afstraft maar ondersteunt en ontlast. Zij houden onze kastelen, tuinen en monumenten open, levend en relevant. Zij zijn de stille motor achter het verhaal van Vlaanderen.
Wie erfgoedbeheerders en -ondernemers alleen bedankt, maar niet de nodige rechtszekerheid, middelen en ruimte geeft, riskeert dat die motor stilvalt. Tijd voor actie.
Mieke Claes (Vlaams parlementslid voor N-VA)
